Naar boven ↑

Update

Nummer 49, 2025
Uitspraken van 27 november 2025 tot 3 december 2025
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. R. van Hemert, mr. P.H. de Jongh, mr. C.P. Kuijer, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. V. Twilt, mr. R.R.T. van de Ven en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u weer een nieuwe AR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

HR: rechtsvermoeden arbeidsomvang (art. 7:610b BW) en ‘vastklikregeling’ (art. 7:628a BW) bestaan naast elkaar
In AR 2025-1515 oordeelt de Hoge Raad dat een werknemer met terugwerkende kracht een beroep kan doen op artikel 7:610b BW ondanks de weigering een vast aantal uren te accepteren ex artikel 7:628a lid 5 BW. De verplichting van de werkgever zoals neergelegd in artikel 7:628a lid 5 BW werkt aanvullend op het rechtsvermoeden van artikel 7:610b BW en de vastklikregeling doet dan ook geen afbreuk aan de mogelijkheid van de werknemer om een beroep te doen op het rechtsvermoeden neergelegd in artikel 7:610b BW. Zo kan de werknemer bijvoorbeeld een beroep doen op het rechtsvermoeden als hij het aanbod van de werkgever op grond van artikel 7:628a lid 5 BW niet heeft geaccepteerd. Dit strookt met de doelstelling van beide bepalingen om de positie van de werknemer te versterken. De parlementaire geschiedenis bevat geen aanknopingspunten voor de opvatting dat in dat geval het rechtsvermoeden slechts werkt vanaf het moment waarop de werknemer zich daarop beroept.

HR: eerder dienstverband, dat door werknemer is beëindigd, telt niet mee bij berekening transitievergoeding (art. 7:673 lid 4 sub b BW) bij einde later dienstverband op initiatief van werkgever
In AR 2025-1514 oordeelt de Hoge Raad dat een eerder dienstverband dat door werknemer zelf is beëindigd, niet meetelt bij de ‘doortelregeling’ van artikel 7:673 lid 4 sub b BW. Werknemer was in 2011 in dienst getreden van werkgever en had zelf de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 oktober 2017. Werknemer keerde op 1 maart 2018 (dus binnen de zesmaandenperiode van lid 4 sub b) terug bij werkgever. Dit dienstverband is door middel van ontbinding op de g-grond geëindigd. Volgens werknemer moet zijn eerdere dienstverband worden betrokken bij de berekening van de transitievergoeding. Een redelijke wetsuitleg brengt, aldus de Hoge Raad, evenwel mee dat eerdere arbeidsovereenkomsten die zijn beëindigd op initiatief van de werknemer (zonder dat er sprake was van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever) niet worden meegerekend bij de toepassing van artikel 7:673 lid 4 aanhef en onder b BW.

HvJ EU: niet meetellen van gelijkwaardige arbeid in andere lidstaten bij inschaling in strijd met artikel 45 VWEU
In AR 2025-1525 staat de vraag centraal of een Oostenrijkse regeling waarbij het niet compenseren van dienstjaren van gelijkwaardige arbeid in een ander lidstaat met terugwerkende kracht ingeval de werknemer inmiddels in een andere functiegroep was benoemd, toch niet in strijd is met artikel 45 VWEU. Volgens het Hof van Justitie is dit het geval, omdat niet valt uit te sluiten dat hier toch een zekere beperking van vrij verkeer van uit gaat. De stelling dat de bezoldigingsregeling indirect oudere werknemers zou benadelen, wordt niet gevolgd, daar de bevordering in een hogere functieschaal vooral op basis van kwaliteit plaatsvindt (en niet op grond van louter anciënniteit). 

Ktr.: werkgever die geen reële kans op terugkeer naar het werk biedt na conflict, handelt ernstig verwijtbaar
In AR 2025-1516 oordeelt de kantonrechter dat een werkgever ernstig verwijtbaar handelt door een werknemer geen reële kans op terugkeer naar de werkvloer te bieden na een eerder arbeidsconflict en een ingetrokken ontbindingsverzoek. Hoewel werknemer verwijtbaar heeft gehandeld door niet professioneel in te grijpen in zorgsituatie, kan niet worden gesproken van een e-grond, maar wel van een g-grond. Werkgever trok zijn ontbindingsverzoek niet in omdat hij werknemer terug op de werkvloer wilde hebben en vertrouwen had in herstel van de arbeidsverhouding, maar enkel om zijn eigen belangen te dienen en sancties van het UWV te voorkomen. Werkgever bleef vervolgens vasthouden aan zijn (ernstige) verwijten richting werknemer en heeft, met slechts één mediationgesprek en één gesprek waarin in strijd met het advies van de bedrijfsarts werd aangestuurd op re-integratie, onvoldoende geprobeerd om de verstoorde relatie te herstellen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat werkgever een billijke vergoeding aan werknemer verschuldigd is en begroot deze op € 15.000 bruto.

Inzenden eigen rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij ingezonden rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de arbeidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar klantenservice@boom.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Prof. mr. A.R. (Ruben) Houweling en mr. L. (Linde) Kirkpatrick (hoofdredactie)

Hof van Justitie van de Europese Unie

Hoge Raad

Hof

Rechtbank