Naar boven ↑

Update

Nummer 48, 2025
Uitspraken van 20 november 2025 tot 26 november 2025
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. R. van Hemert, mr. P.H. de Jongh, mr. C.P. Kuijer, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. V. Twilt, mr. R.R.T. van de Ven en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u weer een nieuwe AR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

HR: uitzending moet naar zijn aard tijdelijk zijn
In AR 2025-1490 oordeelt de Hoge Raad dat uit vaste rechtspraak van het HvJ EU volgt dat volgens de Uitzendrichtlijn de tijdelijke aard van de uitzendarbeid moet worden gewaarborgd. Dat uitgangspunt geldt ongeacht of er sprake is van één doorlopende opdracht dan wel van een aantal achtereenvolgende opdrachten. Aangenomen moet worden dat er sprake is van misbruik van de uitzendovereenkomst indien de duur van de activiteit van de uitzendkracht bij de inlenende onderneming langer is dan wat – gelet op alle relevante omstandigheden – redelijkerwijs als ‘tijdelijk’ kan worden aangemerkt, en voor de daadwerkelijke duur van de terbeschikkingstelling geen objectieve verklaring wordt gegeven. De Hoge Raad overweegt dat werknemer gedurende dertien jaar onafgebroken aan Upfield en haar rechtsvoorganger ter beschikking is gesteld. De algemene behoefte van Upfield aan een flexibele schil en aan flexibel in te zetten werkkrachten vormt daarvoor geen adequate verklaring, nu Upfield en haar rechtsvoorganger gedurende die periode kennelijk onafgebroken behoefte hebben gehad aan de inschakeling van werknemer.
De Hoge Raad vernietigt het bestreden arrest en verwijst de zaak naar het gerechtshof Amsterdam. De Hoge Raad overweegt niets over eventuele (rechts)gevolgen die aan schending van het niet-tijdelijke karakter van uitzending moeten worden verbonden. To be continued…  

HR: all-in-vakantieloon onder omstandigheden toegestaan. Klachtplicht geldt ook bij loon over vakantiedagen
In AR 2025-1496 oordeelt de Hoge Raad over de vraag of een all-in-vakantieloon is toegestaan in het licht van Robinson-Steele. De Hoge Raad oordeelt dat uit de rechtspraak van het HvJ EU het volgende kan worden afgeleid over de betekenis van artikel 7 Arbeidstijdenrichtlijn voor verschillende wijzen van vaststelling en betaling van loon: (i) artikel 7 Arbeidstijdenrichtlijn verzet zich niet tegen een regeling waarbij de werknemer een vast loon per tijdvak (bijvoorbeeld per maand) krijgt betaald waarin een vergoeding voor de vakantiedagen is begrepen, indien deze loonbetaling ook over de vakantieperiode wordt voortgezet, hetgeen wil zeggen dat met betrekking tot de vakantieperiode loon wordt betaald kort voor of na of tijdens deze periode; (ii) de bepaling verzet zich wel tegen een regeling waarbij de werknemer over de tijdvakken dat hij werkt een vast loon ontvangt waarin een vergoeding voor de vakantiedagen is begrepen, indien dit loon niet wordt uitbetaald kort voor of na of tijdens de periode waarin de werknemer daadwerkelijk vakantie geniet; (iii) als de beloning van de werknemer geheel of voor een belangrijk deel niet vast is, maar afhankelijk is van met het werk verbonden prestaties (zoals overwerk of commissie) moet daarmee rekening worden gehouden bij het vaststellen van het vakantieloon.
Volgens de Hoge Raad is het niet (volledig) betalen van loon over vakantiedagen aan te merken als ondeugdelijke nakoming in de zin van artikel 6:89 BW, en niet als het in het geheel niet verrichten van een prestatie. De werknemer moet dus in beginsel klagen over een onvolledige uitbetaling van loon, ook als dit loon over vakantiedagen betreft.

Hof: versobering pensioenregeling wegens financiële noodzaak, marktconformiteit en politieke wens, gerechtvaardigd
In AR 2025-1481 oordeelt het hof na verwijzing (AR 2023-0708) over het zwaarwichtig belang ex artikel 7:613 BW tot versobering van het AFM-pensioen als volgt. AFM heeft aangevoerd dat het op 1 januari 2015 van kracht geworden ‘Nieuw Financieel Toetsingskader’ hogere eisen stelde aan het eigen vermogen van het pensioenfonds, er sprake was van ongewenste volatiliteit in de begroting van AFM die veroorzaakt werd door de pensioenregeling, er een acuut financieringsprobleem voor AFM was dat werd veroorzaakt door de toenmalige pensioenregeling, het Ministerie van Financiën de begroting dreigde af te keuren als AFM niet haar pensioenregeling zou versoberen en de OR uiteindelijk akkoord is gegaan met het voorstel van AFM. Het hof oordeelt dat AFM hiermee een zwaarwegend belang had om de pensioenregeling te wijzigen. AFM heeft daarvoor terecht gewezen op het gegeven dat zij een publieke taak vervult en dat zij rekening heeft te houden met de wens van de minister om de hoge uitgaven voor de uitvoering van de bestaande pensioenregeling terug te dringen en de pensioenvoorziening te versoberen. Bovendien is het feit dat de OR na uitvoerig overleg heeft ingestemd met de wijziging van de pensioenregeling een belangrijke indicatie dat AFM een zwaarwegend belang had bij de wijziging. Gelet op dit grote belang dat AFM had bij de wijziging van de pensioenovereenkomst (noodzaak tot versobering) en het feit dat de OR daarmee na uitvoerig overleg heeft ingestemd, is het enkele feit dat de pensioenvooruitzichten van werknemers aanzienlijk zijn verslechterd op zichzelf onvoldoende om te concluderen dat het belang van AFM tot wijziging hiervoor moet wijken. Daarbij is verder van belang dat AFM heeft aangevoerd dat de nieuwe pensioenregeling marktconform is en niet substantieel onderdoet voor de DNB-pensioenregeling en dat werknemers tot op zekere hoogte zijn gecompenseerd voor de verslechteringen.

Ktr.: op non-actiefstelling oproepkracht zonder loon, omdat er geen ‘arbeidsomvang’ is vast te stellen waarover loonaanspraak ex artikel 7:628 lid 1BW zou ontstaan
In AR 2025-1493 oordeelt de kantonrechter over een atypisch oproepcontract. Nadat werkneemster vragen stelt over de gelijkwaardige beloning ex artikel 8 Waadi wordt zij niet meer opgeroepen en tewerkgesteld. Zij vordert loon. Omdat haar feitelijke tewerkstelling niet aan de referte-eis van artikel 7:610b BW voldoet, en er overigens wisselende diensten werden gedraaid, kan geen arbeidspatroon worden vastgesteld en derhalve ook geen loonaanspraak ex artikel 7:628 lid 1 BW.

Inzenden eigen rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij ingezonden rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de arbeidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar klantenservice@boom.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Prof. mr. A.R. (Ruben) Houweling en mr. L. (Linde) Kirkpatrick (hoofdredactie)

Hoge Raad

Hof

Rechtbank