Naar boven ↑

Update

Nummer 47, 2025
Uitspraken van 13 november 2025 tot 19 november 2025
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. R. van Hemert, mr. P.H. de Jongh, mr. C.P. Kuijer, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. V. Twilt, mr. R.R.T. van de Ven en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u weer een nieuwe AR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

HvJ EU: Richtlijn toereikende minimumlonen EU maakt (vrijwel) geen inbreuk op bevoegdheidsuitsluitingen inzake ‘beloning’ ex artikel 153 lid 5 VWEU
In AR 2025-1477 oordeelt het Hof van Justitie EU over de vraag of de Richtlijn toereikende minimumlonen EU nietig moet worden verklaard. Denemarken – dat deze zaak onder meer had aangespannen – stelt dat de bestreden richtlijn gelet op, alles samengenomen, het voorwerp ervan, het daarbij vastgestelde kader en de gevolgen ervan, een rechtstreekse inmenging van het Unierecht in de vaststelling van de beloning binnen de lidstaten inhoudt, wat in strijd is met artikel 153 lid 5 VWEU en met de in dat artikel vastgelegde bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten. Het Hof oordeelt dat van een dergelijke inbreuk geen sprake is. Wel stelt het Hof vast dat de specifieke elementen die lidstaten zouden moeten betrekken bij de beoordeling of het minimumloon toereikend is, alsmede de verplichting dat nooit minder dan het bestaande minimumloon kan worden vastgesteld (hetgeen automatische indexering neerwaarts zou beletten) wel een inbreuk op dit artikel vormen. Op diverse plaatsen benadrukt het Hof dat van een ‘Unierechtelijk minimumloon’ geen sprake is en daarvoor ook geen grondslag in het Verdrag bestaat.

HvJ EU: onbezoldigd structureel overwerk (tijd-voor-tijd) kan onder omstandigheden de onafhankelijkheid van rechters aantasten (art. 19 lid 1 VEU)
In AR 2025-1475 vordert een rechter een pro rata loon voor structureel overwerk wegens onderbezetting van de rechterlijke macht. Het Roemeense recht voorziet echter niet in een loonaanspraak, maar in een regeling van tijd-voor-tijd. Volgens de rechter is deze regeling in strijd met artikel 19 lid 1 VEU, rechtstaatsbeginsel. De onafhankelijkheid van de rechter komt immers onder druk te staan, indien hij structureel wordt onderbetaald. Het Hof oordeelt dat bezoldiging van de rechter van invloed kan zijn op de onafhankelijkheid en derhalve in concrete zaken moet worden nagegaan of de rechter in kwestie ook echt in tijd kan worden gecompenseerd.

Hof: niet-genoten ATV-dagen moeten naar analogie van artikel 7:641 BW worden uitbetaald bij einde dienstverband
In AR 2025-1474 oordeelt het Hof Amsterdam over de vraag of werknemers die ten onrechte geen ATV-dagen opbouwden, recht hebben op uitbetaling van deze dagen. Anders dan ten aanzien van niet-opgenomen vakantiedagen (art. 7:641 BW: bij het einde van het dienstverband heeft de werknemer recht op het loonequivalent van de niet-opgenomen vakantiedagen), kent de wet geen regeling omtrent een vergoeding voor niet-opgenomen ATV-dagen. Nu de ATV-dagen bij cao worden toegekend, en de opname van deze ATV-dagen ook door de cao is bepaald, waarbij een verwijzing wordt gemaakt naar het opnemen van vakantiedagen, oordeelt het hof dat een redelijke toepassing van deze cao-regeling met betrekking tot de ATV-dagen, inhoudt dat ook de uitbetaling van de niet-opgenomen ATV-dagen plaatsvindt op een gelijke wijze als de uitbetaling van niet-opgenomen vakantiedagen.

Ktr.: gebrek van vermogen tot samenwerken is geen g-grond, maar een d-grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. In casu herplaatsingstoets geschonden
In AR 2025-1469 oordeelt de kantonrechter dat samenwerken in teams, met collega’s en leidinggevenden een kernelement van veel arbeidsovereenkomsten vormt. Het onvermogen van werkneemster om in teamverband samen te werken leidt niet tot een verstoorde arbeidsrelatie, maar tot disfunctioneren. Omdat onvoldoende invulling is gegeven aan de herplaatsingstoets, bijvoorbeeld door tijdelijk de ontbindingsprocedure op te schorten en aangepast werk te verkennen, volgt afwijzing met dwangsom op de nakoming van de herplaatsingstoets.

Ktr.: ook bij ontbinding wegens wanprestatie (art. 7:686 BW) heeft werknemer recht op een transitievergoeding
Hoewel de Hoge Raad in de beschikking ECLI:NL:HR:2020:283 heeft overwogen dat bij een ontbinding op grond van artikel 7:686 BW geen aanspraak kan worden gemaakt op een transitievergoeding, overweegt de kantonrechter als volgt (AR 2025-1455). Artikel 7:673 lid 1 onderdeel b onder 2 BW bepaalt dat de werkgever aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd is als de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werknemer is ontbonden als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Hiervan kan zowel bij een ontbinding op grond van artikel 7:671c BW als bij een ontbinding op grond van artikel 7:686 BW sprake zijn. In dit geval kwalificeert de kantonrechter de tekortkoming, het (gedeeltelijk) onbetaald laten van het salaris van werknemer sinds 1 november 2024 waardoor er per 20 oktober 2025 een achterstand van € 22.623,58 bestaat, eveneens als ernstig verwijtbaar handelen c.q. nalaten van werkgever. De kantonrechter is daarom van oordeel dat werknemer recht heeft op een transitievergoeding. 

Inzenden eigen rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij ingezonden rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de arbeidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar klantenservice@boom.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Prof. mr. A.R. (Ruben) Houweling en mr. L. (Linde) Kirkpatrick (hoofdredactie)

Hof van Justitie van de Europese Unie

Hof

Rechtbank